Broekbakema
Broekbakema

In memoriam Jan Stokla

22 maart 2016

Door Meindert Booij

Bij de toekenning van de BNA-Kubus aan Jan Stokla in 1997 verscheen een zeer sympathiek portret van de prijswinnaar, geschreven door Joep Habets die uitgebreid met hem had gesproken. ‘Stokla’, zoals hij in het bureau werd aangesproken, was oud-medewerker van Architectenbureau van den Broek en Bakema, later directielid van Architectengemeenschap van den Broek en Bakema. Die toekenning is al weer bijna 20 jaar geleden. Eind jaren ‘70 werkte ik een aantal jaren met hem samen. Bij zijn overlijden voeg ik graag nog het één en ander toe aan dit portret.

De BNA-kubus was voor hem een onverwachte erkenning. De ‘verhalen’ van Bakema waren voor een deel gebaseerd op ideeën die Stokla, gestimuleerd door Bakema, had ontwikkeld. Ook al had het bureau reeds vroeg de gewoonte de medewerkers bij de projecten in publicaties te vermelden, Bakema, als het enthousiast pratende gezicht van het bureau, kreeg de eer. Dat moet Stokla dwars gezeten hebben, in het bureau werd hij wel geciteerd met: “Ik zei nog tegen Bakema…., en toen is het zo geworden!” Maar Stokla had Bakema ook nodig, hij was zelf geen groot spreker en overtuigend presentator, na het overlijden van Bakema had hij pijnlijk moeite met het overtuigen van projectontwikkelaars. De verdiensten van Stokla bij de utilitaire en vele woningbouwprojecten van het bureau zijn in 1997 scherp door de jury gezien en terecht onderscheiden. Stokla leefde ervan op, je mocht hem ineens Jan noemen.

Toen ik eind jaren ’70 bij Stokla werkte, hadden Boot, de Groot, Rijnsdorp en Stokla min of meer hun eigen team binnen het bureau, Bakema bemoeide zich alleen met de principiële plannen. De teams waren redelijk stabiel, ik was een beetje vliegende kiep. Zoals ook in het interview uit ’97 beschreven, had Stokla een grote liefde voor verhoudingen. Hij kon feilloos raamopeningen in een gevel tekenen, met potlood op een schetsrol, beetje gommen, een beetje schuiven en het zat perfect. In woningplattegronden werden meteen de meubels getekend, het moest er ‘lekker’ in zitten. Je voelde de jarenlange ervaring van zijn werkzaam leven bij van den Broek en Bakema. Hij begon in de magere naoorlogse jaren, uitgekiend bouwen met de schaarse middelen. Toen er meer financiële ruimte kwam, bleef het uitgekiend om het maximale uit het budget te halen. Het geloof in de ‘maakbare samenleving’ betekende ook dat veel werd onderzocht, eind jaren ’60 werd de Stichting Experimentele Woningbouw opgericht. Binnen het bureau werd al jaren onderzoek naar sociale woningbouw gedaan, teruggaand in de geschiedenis tot de vooroorlogse studies door Van den Broek. Veel bleef bij plannen zoals Kennemerland en later Pampus, veel werd gerealiseerd, zoals Klein Driene in Hengelo en Leeuwarden. Ook in de vele internationale prijsvragen werden alternatieve woonvormen verkend. Plannen voor Frankfurt am Main, Tel-Aviv, Ashdod werden tot op plattegrondniveau uitgewerkt. Terecht was Stokla trots op de toren in het Hansaviertel. Een woongebouw met splitlevelwoningen, ontsloten vanuit een midden-corridor, maar wel een korte midden-corridor, dus met daglicht en daarmee aantrekkelijker dan de voorbeelden van leermeester Le Corbusier.

De woningbouwlessen geleerd uit de bureaugeschiedenis en de prijsvragen kwamen tot realisatie in ’t Hool in Eindhoven. Mijns inziens één van de beste woonwijken van Nederland, zowel op stedenbouwkundig- als op woningniveau. De wijk is aan de noordzijde duidelijk begrensd door lange woongebouwen. In het hart ligt een groene zone, een veilige verbinding naar de scholen en het winkelcentrum. Privé achtertuinen worden afgeschermd van het gemeenschappelijke groen door stevig ingeplante groenzones, goedkope schuttingen zijn uit het zicht. Ook de overgang van openbaar naar privé aan de entreezijde is zorgvuldig vormgegeven, het ‘drempelgebied’ voor ontmoeting geheel overeenkomstig de ideeën van de Forumgroep, waar het bureau actief in was. En dan de woningen zelf: ééngezins rijtjeshuizen, gestapelde splitlevelwoningen, particuliere villa’s, patiowoningen, rug- aan rugwoningen, woningen die in de hoogte of diepte konden worden uitgebreid. Alle woningplattegronden waren logisch van opzet en met een heldere vanzelfsprekendheid. De gevels waren eenvoudig, zonder opsmuk, in mooie ‘Stoklaverhoudingen’. Zelfs het aanbrengen van buitenzonweringen was voorzien in de betonlateien boven het raam, later te plaatsen ‘bakken’ zouden het gevelbeeld niet verpesten. Door de grote woningdifferentiatie was het een wijk waar verschillende sociale klassen samenwoonden. Alle woningen waren uitgevoerd in dezelfde baksteen en donkere kozijnen, zonder onderscheid tussen sociale woningbouw en villa’s. Zodoende architectonisch een sterke eenheid binnen alle typologische verscheidenheid. Helaas is de eenheid in de jaren ’90 deels verpest door een respectloze ‘opleuk-beurt’.

Ik sta bij ’t Hool wat langer stil omdat er in de hedendaagse woningbouw zo veel van de bovengenoemde lessen verloren lijken te zijn gegaan. Vaak zijn wij terug bij de door Stokla zo verfoeide Amsterdamse School woningbouw, architecten ontwerpen gevels vóór de door de ontwikkelaars gedicteerde woningplattegronden.

Hoe ontwerp je nu een samenhangende wijk voor diverse sociale klassen, wijken die ontmoeting stimuleren, met veilige looproutes naar school? Zou het niet interessant zijn om weer eens te studeren op woningbouwplattegronden? Wat voor ruimte en indelingen passen bij de hedendaagse woonhuishoudens? Stokla zou er graag aan hebben meegedaan. Wat ons rest is zijn oeuvre, dat nog wel een betere toegankelijkheid verdient.

Lees hier het interview met Jan Stokla uit 1997